“Als iemand het domein van een winkelier betreedt en voor iets anders komt dan voor het aanschaffen van een artikel, gaan bij de ondernemer meteen alle seinen op rood: het is iemand die een dubieuze webvermelding probeert aan te smeren, of de een of andere beambte van de gemeente die een overtreding heeft geconstateerd: kortom altijd iemand die iets wil, waar een winkelier helemaal geen behoefte aan heeft. Voor mij gold wat dat betreft geen uitzondering. Dat vertrouwen moet je winnen: het is een kwestie van een lange adem.”
Aan het woord is Harry Berg (47) tijdens een rondje Schoolstraat - zijn straat, waar hij als eigenaar van de reisboekhandel Stanley & Livingstone regelmatig de winkeliers afgaat voor medewerking aan het terugbrengen van het historisch aanzien van deze straat.
Het verhaal begint in 1993, als Harry met zijn vrouw Nasja een fietsvakantie in Tsjechië heeft gepland, maar nergens in Den Haag een gedetailleerde kaart van dit land kan vinden. “Toen we er eenmaal waren, zijn we direct gaan brainstormen over een zelf op te zetten kaartenwinkel. Mijn schoongrootvader was nog steeds eigenaar van zijn voormalige slagerswinkel in de Schoolstraat en zo konden wij onze plannen verwezenlijken: een reisboekhandel met fraaie kasten, die de winkel een ‘oud-engelse’ uitstraling moeten geven.”
Het bleek niet de meest gelukkige tijd om in de Schoolstraat een winkel te beginnen: de voortslepende bouw van de tramtunnel had de loop uit de straat gehaald: leegstand en gesloten rolluiken gingen steeds meer het beeld bepalen en in 1999 stond zelfs een derde van de winkels leeg. “Gevolg was wel dat iedereen in zag dat dit moest worden gestopt, dat er iets moest gebeuren”.
Op initiatief van Harry Berg kwamen in dat jaar de betrokken ondernemers, eigenaren, gemeentelijke diensten en vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel bij elkaar om te onderzoeken waar de kracht van een winkelstraat in de binnenstad nu eigenlijk ligt. Dat bleek de combinatie van de historische uitstraling en de aanwezigheid van bijzondere winkels en knusse café’s te zijn.
Er werd een stuurgroep in het leven geroepen met vertegenwoordigers uit alle branches, ook die van Monumentenzorg en er werden zeven doelstellingen op een rijtje gezet, met als belangrijkste doel de historische uitstraling van de straat - toch al deerlijk geschaad door het slopen van de visbanken eind jaren ’60 - terug te krijgen.
“Achteraf kwam ik er achter dat die trend eigenlijk al was ingezet: De Zwarte Ruiter op de Grote Markt, heeft in het café de oude indeling teruggebracht. Muziekhandel Servaas op de hoek bij de Grote Kerk maakte plaats voor de Fiddler, die binnen en buiten de zaak inrichtte als een historische engelse pub. En als je het Homersons Speelpaleis er tegenover betreedt zie je de inrichting van een ouderwets circusgebouw.
De tramtunnel heeft dit effect nog versterkt: de halte Spui is de entree tot het moderne Den Haag, de uitgang bij de Grote Markt is juist de poort naar de historische kern.
Uit de stuurgroep werd de stichting ‘Tussen Boterwaag en Grote Kerk’ opgericht, die er in slaagde om juist die partijen die doorgaans nogal eens zand in de raderen kunnen strooien, als medestanders en zelfs financiers te mobiliseren: de ondernemers, KvK, eigenaren en de gemeente Den Haag. Ook werden fondsen succesvol benaderd.
Een moelijk punt was nog het zoeken van een geschikte architect, die geen acute hartdilatatie kreeg, als hij een gebouw in een historisch verantwoorde staat moet restaureren. De meeste vertegenwoordigers uit deze beroepsgroepen willen zo ontwerpen, dat hun vrucht juist zoveel mogelijk in de omgeving opvalt, dus juist contrasteert en van ‘historiseren’ moeten ze juist niets hebben.
De uiteindelijke ‘witte raaf’ werd Nico van der Kuip.
Vervolgens kon men aan het werk. Moderniseringen van gevels werden tegengehouden. Lichtbakken maakten plaats voor handgeschilderde metalen uithangborden.
Deze weg terug is niet altijd even gemakkelijk, want de moderne puien en lichtbakken zijn juist bedoeld om de interesse van het publiek te trekken. Maar ja, als alle winkels het doen (zoals in de Spuistraat), dan wordt de consument bijna letterlijk verblind door de overkill aan aandachttrekkers.
Het beleid heeft inmiddels haar vruchten afgeworpen. Achttien panden zijn grondig aangepakt en boven de winkels wordt weer gewoond. De leegstand is voorbij: binnenkort komt er een speelgoedwinkel in het laatste leegstaande pand. En de terugloop van het winkelbezoek is gestuit, sterker nog: vooral sinds de opening van de tramtunnel trekt de bezoekersstroom weer stevig aan. “De dag van de opening leek het hier de laatste dag voor Kerstmis wel, zo druk was het!”
Harry Berg is zich bewust dat hij voor een deel geluk heeft gehad met het winkelbestand in zijn straat: het zijn veelal kleinere bedrijven, met de eigenaar achter de toonbank en panden die vaak van één eigenaar zijn. “Dat maakt het benaderen van de mensen een stuk makkelijker”, aldus Harry Berg, die er prat op gaat zo min mogelijk te vergaderen (“het meeste breng je tot stand, als je de mensen onder vier ogen benadert”).
Het vertrouwen van de winkeliers heeft hij gewonnen: de eerste stappen waren het zwaarst en een kwestie van een lange adem, maar zodra de eerste winkel ‘om’ was, volgden er steeds meer. Als bewijs hiervan zie je in de straat steeds meer gietijzeren uithangborden opduiken in plaats van lichtbakken. Nieuw zijn de subtiele spotjes direct boven de winkelpuien. Ze vallen nauwelijks op, maar hullen de fraai gerenoveerde historische gevels ‘s avond in een sereen licht.
“‘Hé, Harry, wanneer komen die spotjes er ook bij mij?‘, vraagt dan een ondernemer, die een paar jaar terug bij wijze van spreken nog onder de toonbank dook als hij mij zag aankomen. Dat vind ik nog meer voldoening geven dan het winnen van een prijs.”